‘Vogeltjesdans’ in ruimtepak

VPRO Gids #6, februari 2018, nav ‘Het uur van de wolf: De reis van Jean-Michel Jarre’

De Franse synthesizerpionier Jean-Michel Jarre houdt zich al ruim vier decennia staande met massaconcerten vol visueel spektakel.

In 1963 lanceerde de BBC de science fictionserie Doctor Who. De openingstune van die serie betekende voor het grote publiek een eerste kennismaking met elektronische muziek. Vreemd genoeg zijn die paar seconden primitieve elektronica een blauwdruk gebleken voor heel veel synthesizerpop van jaren later: een machinaal pulserend basisritme met een hoog melodielijntje eroverheen. Eenvoudige, eeuwenoude tonaliteit in een onwerelds geluidsjasje. De hitsingle ‘Pop Corn’ (1972) is er niet ver van verwijderd. Dat geldt ook voor liedjes als ‘Don’t Go’ van Yazoo of ‘No Limit’ van 2 Unlimited. De monsterhit ‘Oxygène IV’ van de Franse synthesizerheld Jean-Michel Jarre valt in dezelfde categorie, maar Jarre schijnt dit instrumentaaltje daadwerkelijk op ‘Pop Corn’ gebaseerd te hebben. Hoe dan ook: muzikaal is het allemaal ‘De vogeltjesdans’ in ruimtepak.
Het onwereldse karakter van elektronisch gegenereerde muziek heeft van meet af aan ingewerkt op de verbeelding van de luisteraar. Dat de klanken los lijken te staan van een musicerende mensenhand biedt blijkbaar ruimte voor transcendentie. Vanaf het moment, rond 1970, dat de synthesizer begon door te dringen in de populaire muziek, worden de vele geluiden die het instrument kan voortbrengen niet alleen ingezet om beelden op te roepen van sterrenhemels en andere kosmische verschijnselen, maar ook voor het begeleiden of zelfs opwekken van spirituele ervaringen. Voor Jean-Michel Jarre gaat het om een prenataal oergevoel. Meteen aan het begin van de aan hem gewijde aflevering van Het uur van de wolf vertelt hij: ‘Ze zeggen dat de eerste muziek waar je naar luistert wanneer je in de baarmoeder zit, de vloeistof in je moeder is. En die is ook een soort filter voor alle omgevingsgeluiden. Waarschijnlijk is dat iets wat ik altijd probeer uit de drukken, dat baarmoederachtige idee. Het zijn je eerste soundscapes.’

Trance
Het is niet zo vreemd dat we geluiden die met ingewikkelde wetenschap en kille techniek tot stand zijn gekomen associëren met ruimtevaart en science fiction. Maar wel is het tamelijk bijzonder dat diezelfde klanken een luisteraar blijkbaar naar z’n diepste innerlijk kunnen voeren of zelfs terug naar de baarmoeder. Een link tussen foetus en kosmos, tussen techniek en spiritualiteit: de synthesizer moet wel een instrument van God zijn – of van de Goden, al naar gelang uw religieuze neiging. Zo’n deus ex machina verklaart misschien ook het raadselachtge gegeven dat mensen vandaag de dag massaal uit hun discobol gaan op door machines gegenereerde ritmes. Trance!
Net als de eerste computers waren de eerste synthesizers gigantisch en peperduur. In de vroege jaren zeventig konden alleen de meestvermogende musici het zich veroorloven de nieuwe wonderdozen bij concerten in te zetten. En dan ging het niet alleen om de aanschaf maar ook om het onderhoud en het vervoer van de bakbeesten. Vingervlugge krachtpatsers als Keith Emerson (Emerson, Lake & Palmer) en Rick Wakeman (Yes) wisten er wel raad mee in hun symfonische rock-spektakels. Maar er ontstond tegelijkertijd een stroming in de elektronische pop waarbij de vingers minimaal bewogen en show geen enkele rol speelde. Pioniers als het Duitse gezelschap Tangerine Dream produceerden lang uitgerekte klanktapijten en visueel viel er aan hun concerten helemaal niets te beleven. De heren stonden achter hun toetsenborden en het publiek kon de ogen sluiten. In slaap vallen was een optie.
In Frankrijk kwam in 1976 het album Oxygène op de markt en daarmee begon voor Jean-Michel Jarre een wereldwijde zegetocht, aangevoerd door de hitsingle ‘Oxygène IV’. In Groot-Brittanië verscheen Oxygène in juli 1977. Om het tijdsbeeld te schetsen: dat was dezelfde maand dat de Sex Pistols de single ‘Pretty Vacant’ uitbrachten. Het toonaangevende muziekblad NME riep ‘Pretty Vacant’ uit tot single van het jaar terwijl een recensie in hetzelfde blad Oxygène omschreef als ‘de zoveelste kosmische cruise zonder einde’ en ‘razernijwekkend onorigineel’. Critici schrijven de popgeschiedenis en punk en new wave staan in de angelsaksische annalen als mijlpalen te boek. Maar er is nog een hele wereld buiten de Engelstalige en verkoopcijfers vertellen ook een verhaal. Op dit moment staat de teller voor Oxygène op twaalf millioen verkochte albums.

Soundtracks
In de jaren tachtig zakte de markt voor zweverige elektronica wat in. De synthesizermodellen werden al snel kleiner, beter en betaalbaarder maar dat leverde vooral heel veel electropop op, van hoekig industrieel geluid tot dansbare deuntjes. Jean-Michel Jarre wist zich ondertussen uitstekend staande te houden door zich tijdens massaconcerten te richten op de visuele kant van zijn shows. Die ene springende man met zijn geluidsmachines werd onderdeel van een overweldigende orgie van licht en laser. En geluid natuurlijk. Wat betreft het bestoken van zo veel mogelijk zintuigen was Jarre een voorloper van de huidige dj-cultuur. Onze top-dj Armin van Buuren roemt hem zelfs als voorbeeld.
Door alle muziektrends heen heeft de synthesizermuziek zich sinds zijn ontstaan erg goed geleend voor soundtracks. Sfeervol, stukken goedkoper dan een groot orkest en ondertussen met filmcomponisten als Hans Zimmer ook volledig mainstream. Alleen onder echte science fictionbeelden wringt er soms wat. Synth-geluiden zijn van zichzelf al vrij beeldend – doe je ogen maar dicht – en science fiction plus elektronische muziek kan iets opleveren dat lijkt op tomaten met tomatenketchup. Regisseur Stanley Kubrick hoefde er bij het maken van 2001: A Space Odyssey gelukkig niet over na te denken want in 1968 waren er nog net geen synthesizers. Mooier dan op de walsen van Johann Strauss hebben ruimteschepen nooit gewenteld.